Casus: vordering loonachterstallen
Geplaatst: 10 apr 2016 00:23
Voor het vak Arbeidsrecht moet ik een mini-casus analyseren en oplossen. Casus luidt als volgt:
Op zijn tachtigste verjaardag neemt de koster van een kleine parochie, die niet tot
zijn pensioen hoofdonderwijzer van een vrije basisschool was, na vijftig jaar dienst
afscheid van zijn “ambt”. Bij zijn afscheid heffen de notabelen van het dorp het glas.
Een van de aanwezigen zegt lachend dat de koster wel goed zal verdiend hebben in al
die jaren: “Vijftig jaar eindejaarspremies en dubbel vakantiegeld boven een royale
wedde, dat verzekert wel een goede oude dag!”.
Die uitspraak zet de koster aan het denken en ‘s anderendaags stapt hij naar een
advocaat. Hij zegt dat hij nooit meer dan een forfaitaire vergoeding per kerkdienst
heeft ontvangen. Hoewel de advocaat hem zegt dat hij nog heel wat aanspraken kan
laten gelden, beslist de koster dat niet te doen.Maar kort nadien overlijdt hij. Zijn erfgenamen zijn strijdvaardiger en beslissen tot actie
over te gaan.
Op grond van art 9 en 42 Loonbeschermingswet leidt de niet betaling van het loon op gezette tijdstippen tot een misdrijf. Aangezien het in deze zaak om een misdrijf gaat kan ik op grond van art 26 VT.Sv de burgerlijke verjaringstermijn van art 15. Arbeidsovereenkomstenwet omzeilen. Door de kwalificatie van het misdrijf als een voortgezet misdrijf begint mijn verjaringstermijn pas te lopen vanaf de kennisname of moment dat hij uit zijn ambt is ontzet. Omdat mijn vordering hierdoor nog niet verjaard is en het om een voortgezet misdrijf gaat meen ik aanspraak te maken op 50 jaar onbetaalde eindejaarspremies en minstens 3 jaar niet betaald vakantiegeld + compensatoire intresten.
Is mijn redenering correct? Dank u!
Op zijn tachtigste verjaardag neemt de koster van een kleine parochie, die niet tot
zijn pensioen hoofdonderwijzer van een vrije basisschool was, na vijftig jaar dienst
afscheid van zijn “ambt”. Bij zijn afscheid heffen de notabelen van het dorp het glas.
Een van de aanwezigen zegt lachend dat de koster wel goed zal verdiend hebben in al
die jaren: “Vijftig jaar eindejaarspremies en dubbel vakantiegeld boven een royale
wedde, dat verzekert wel een goede oude dag!”.
Die uitspraak zet de koster aan het denken en ‘s anderendaags stapt hij naar een
advocaat. Hij zegt dat hij nooit meer dan een forfaitaire vergoeding per kerkdienst
heeft ontvangen. Hoewel de advocaat hem zegt dat hij nog heel wat aanspraken kan
laten gelden, beslist de koster dat niet te doen.Maar kort nadien overlijdt hij. Zijn erfgenamen zijn strijdvaardiger en beslissen tot actie
over te gaan.
Op grond van art 9 en 42 Loonbeschermingswet leidt de niet betaling van het loon op gezette tijdstippen tot een misdrijf. Aangezien het in deze zaak om een misdrijf gaat kan ik op grond van art 26 VT.Sv de burgerlijke verjaringstermijn van art 15. Arbeidsovereenkomstenwet omzeilen. Door de kwalificatie van het misdrijf als een voortgezet misdrijf begint mijn verjaringstermijn pas te lopen vanaf de kennisname of moment dat hij uit zijn ambt is ontzet. Omdat mijn vordering hierdoor nog niet verjaard is en het om een voortgezet misdrijf gaat meen ik aanspraak te maken op 50 jaar onbetaalde eindejaarspremies en minstens 3 jaar niet betaald vakantiegeld + compensatoire intresten.
Is mijn redenering correct? Dank u!