Mijn ex en ik zijn sinds 2 jaar gescheiden. Met onze zoon volgen we het traditionele co-ouderschap.
Tijdens de zomervakantie is er echter een uitzondering op de week-week regeling: in de onpare jaren mag ik als eerste een periode kiezen van 14 dagen, en ook mijn ex heeft dan recht op een periode van 14 dagen. In de pare jaren is dit omgekeerd: zij mag als eerste haar 14-dagen periode kiezen, dan ik.
In het echtscheideingsvonnis wordt gesteld dat de partner die het eerst mag kiezen zijn of haar periode moet doorgeven vóór 15 januari aan zijn/haar ex, rekening houdende met de data van het chirokamp. En daar knelt nu het schoentje: deze datum wordt door de jeugdbeweging pas gecommuniceerd in maart/april...
Dit heeft nu 2 jaar op een rij gezorgd voor een lange periode dat ik mijn zoon niet zie. Dit jaar is dat een volle maand:
- week 30: zoon bij mijn ex
- week 31: bij mij, maar zoon op chirokamp
- week 32 en 33: 14-dagen periode van mijn ex
= 4 weken dus zonder zijn mijn zoon.
Mijn ex treft hierin geen schuld: de samenloop van omstandigheden draait hier simpelweg (opnieuw) uit in mijn nadeel.
Toch kan dit vermeden worden. Het vonnis stelt immers een onmogelijkheid: een periode vastleggen vóór 15 januari rekening houdende met een chirokamp waarvan de data nog niet geweten is.
Graag had ik dus het vonnis laten aanpassen naar een continue 14-dagen regime tijdens de zomermaanden. Mijn ex gaat hier niet mee akkoord.
Heb ik een punt om mijn gelijk te halen voor de rechtbank? Kan ik dit eventueel doen zonder advocaat? Het probleem is immers vrij simpel: het vonnis stipuleert een onmogelijkheid dat leidt tot iets wat helemaal de bedoeling niet is: het niet zien van het kind gedurende een (te) lange periode...