#9 , 08 jun 2019 17:09
VONNIS 2017/1873 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VEURNE
Geïntimeerde heeft inzage gevraagd van alle niet-privatieve documenten betreffende de mede-eigendom. Dit is conform artikel 577-6 §4, 11• B.W.
Louter ten exemplatieve titel beperkt de wet het inzagerecht niet tot enkel de stukken die nuttig
zijn met het oog op een komende algemene vergadering of tot stukken van maximaal één jaar
oud, zodat geïntimeerde niet strijdig met de wet handelde door alle verslagen van de voorgaande
jaren te vragen.
Geïntimeerde vroeg inzage van de boekhouding. Ook dit is een niet-privatief stuk, welke trouwens
aan de algemene vergadering moet voorgelegd worden ter goedkeuring van de mede-eigenaars
(zie onder meer artikel 7 van de syndicusovereenkomst, stuk 2 appellante), zodat zij uiteraard
desbetreffend inzagerecht hebben eer zij in eer en geweten kwijting kunnen verlenen aan de syndicus.
De eerste rechter heeft terecht geoordeeld dat appellante ten onrechte het inzagerecht afhankelijk maakte van betaling van vergoeding.
Geïntimeerde beschikte over een wettelijk recht tot inzage, waarin de syndicus moet voorzien
zonder dat de wet een recht van vergoeding voorziet voor de syndicus.
Dienvolgens heeft de eerste rechter terecht de tegenvordering vanwege appellante om geïntimeerde te veroordelen tot schadevergoeding wegens rechtsmisbruik afgewezen.
Een wettelijk of conventioneel recht mag van haar essentieel doel niet worden afgewend door het nastreven van kwaadwillige doeleinden, waarbij wordt uitgegaan van de wil om te schaden.
Er is dienvolgens sprake van rechtsmisbruik bij het uitoefenen van een vorderingsrecht als voldaan is aan een van de volgende voorwaarden:
1 oogmerk om te schaden
2 afwezigheid van enig belang of redelijk belang
3 tussen verschillende wijzen om zijn recht uit te oefenen met hetzelfde nut, die wijze te kiezen welke voor de andere het meest schadelijk is
4 onevenwichtscriterium: recht zo uitoefenen dat enorme schade die eruit volgt niet in verhouding staat tot het geringe voordeel dat men eruit haalt
5 finaliteitscriterium: afwijking van de maatschappelijke en economische bestemming van het recht.
Appellante faalt in haar bewijslast dat geïntimeerde met het uitoefenen van haar inzagerecht enkel gepoogd heeft om appellante te schaden, zonder dat zij enig belang had om deze stukken te kunnen inzien en dat zij enige andere mogelijkheid had om haar recht uit te oefenen zonder appellante erom te moeten vragen.
"Politici verkiezen echter liever de bedenkelijke heldenstatus van betweter te belichamen tegenover die van de minus habens." (Victor Dauginet in "Het belaste land", pagina 72)