Situatie :
Ik veranderde begin februari van werknemer. In mijn bediendenovereenkomst met mijn vorige werkgever stond een concurrentiebeding (CB). Naar vorm was dit CB weliswaar rechtsgeldig opgesteld (aan de vier vormvoorwaarden werd voldaan), echter, mijn bruto-jaarloon was niet hoog genoeg om het toe te laten (PC218, noch CAO op sector-niveau, noch CAO op ondernemingsniveau maken gewag van functie waarvoor een CB toegelaten is).
Mijn vorige werkgever heeft nagelaten binnen 15 dagen na einde van onze overeenkomst af te zien van het beding.
Vraag 1 :
Ik lees op de website van advocaat De Neve dat, ondanks het feit dat het CB niet rechtsgeldig is ingeschreven (loon te laag), ik toch aanspraak kan maken op de compensatoire vergoeding van zes maanden brutoloon, zoals voorzien in het beding, dit door via aangetekend schrijven de nietigheid van het CB in te roepen en de vergoeding te vorderen.
Klopt dit?
Vraag 2 :
Indien ja op vraag 1, wil dit dan tevens zeggen dat ik, in parallel met het vorderen van deze compensatoire vergoeding, toch een concurrerende activiteit mag uitoefenen (voor een gemeenschappelijk klant van nieuwe werkgever en ex-werkgever gaan werken), aangezien het CB in feite nietig is omwille van de onrechtsgeldigheid?
Dank,
Wim