Volgens de thans afgeschafte wet op de bedelarij en landloperij was men landloper wanneer men geen vast woonplaats had, geen middelen van bestaan, en gewoonlijk geen beroep of ambacht uitoefende. Deze 3 voorwaarden moesten tegelijkertijd vervuld zijn. Het al dan niet geld op zak hebben had er niets mee te maken
In de praktijk kwam het er op neer dat men slechts landloper was wanneer men het toegaf. Men werd dan 'veroordeeld' om 'opgesloten' te worden in Merksplas. Dit was het geval voor vele Antwerpse daklozen : wanneer de winter in aantocht was gaven zij zich bij de politie aan en werden dan met tientallen en honderden naar Merksplas gebracht. Bij het aanbreken van de lente, als ze wat geld verdiend hadden in de zogenaamde gevangenis, hadden ze plots middelen van bestaan, werden vrijgelaten en hernamen hun zwerversbestaan.